Kriebelig word ik er van: die steeds weer opduikende ’vernieuwers’ die de bouw(industrie) vergelijken met de auto-industrie. Die doen alsof de bouw zo’n beetje achterlijk is. En de auto-industrie het allemaal geweldig voor elkaar heeft.
Nee, dit wordt geen blog over sjoemelsoftware of instapmodellen-met-vanaf-prijzen. Wel wil ik hier even over de bühne brengen hoe de bouw, en dan met name de woningbouw, wel degelijk is veranderd.
Natuurlijk hebben we de – voor de buitenwereld bijna onzichtbare – veranderingen in de techniek gehad. Prefab vloeren, wanden en daken zijn standaard toepassingen geworden. Isolatiesystemen, luchtdicht bouwen, infraroodmetingen en blower-door-testen: ze horen tegenwoordig bij de normale gang van zaken. Maar daarover wil ik het hier niet hebben.
Europese opties
Minstens net zo boeiend is namelijk het verhaal over de benadering van de klanten. Want ook in dat opzicht viel er veel te leren van de auto-industrie. Niet alleen qua productiesystematiek, maar vooral ook als je praat over marktbenadering.
Toen in de jaren ’70 van de vorige eeuw de Japanse auto-industrie haar modellen op de Europese markt introduceerde, bleek dat de Japanners heel goed geluisterd hadden naar wat de klanten eigenlijk wilden. Bij de duurdere modellen van Europese auto’s kon je als (dure) optie kiezen voor elektrisch bedienbare zijramen in de voorportieren. Ook waren die auto’s vaak al ‘radio-voorbereid’.Achter een afdekplaatje op het dashboard zaten dan een paar kabeltjes die je aan een zelf aan te schaffen radio moest prutsen. Je had dan een heuse autoradio!
Japanse standaard
De Japanners pakten dat slimmer aan. Die zorgden ervoor dat al hun auto’s standaard voorzien waren van elektrische raambediening. In die Japanse auto’s zat ook standaard een radio-cassettespeler. (Voor de jongeren onder ons: de cassettespeler is de voorloper van de CD-speler, de voor-voorloper van de USB-stick en de voor-voor-voorloper van Spotify via Bluetooth). En het mooiste: door de gestandaardiseerde massaproductie waren er amper meerkosten voor die gewilde extra’s.
Omarmd door de bouw
De bouw heeft geleerd van die aanpak. Het heeft even geduurd en sommige bouwers/ontwikkelaars hadden er een crisis voor nodig, maar nu is het dan toch echt zover. In projectmatige woningbouw plaatst de ontwikkelende bouwer in de basis al wandtoiletten en inbouwreservoirs. Dat kost bij standaard toepassing nauwelijks meer dan staande potten met laaghangende (plastic) reservoirtjes. En je hoeft de kopers geen optieprijzen meer door te rekenen, omdat ze toch die wandtoiletten willen. Dit soort verhalen gaat ook op voor de thermostatische douchemengkraan, het verplaatsen van stopcontacten en keukenleidingen, etc. etc.
Tenzij je nou net je verdienmodel gebaseerd had op al dat meerwerk natuurlijk… Tja, zo hield de smid ook nog jaren vast aan z’n houten wielen met metalen hoepels, die regelmatig gerepareerd moesten worden. Terwijl er allang metalen wielen met luchtbanden waren….
Wonen is individueel
Naast de standaard rijkere uitrusting voor woningen denken ontwikkelende bouwers ook steeds meer na over de leefstijlen van hun doelgroepen voor de woningen. Daarvoor worden dan ook optiepakketten bedacht, die aansluiten bij die leefstijlen.
Binnen deze leefstijlen blijft wonen toch iets individueels. Iedereen is uniek. En iedereen heeft ook unieke wensen. En wat is nou mooier dan die unieke wensen zo goed mogelijk in te kunnen vullen? In de bouw gebeurt het dagelijks. Maar hoe werkt dat in de auto-industrie?
Appels en peren
Kostentechnisch zou het mooi zijn als we meer kunstjes uit de auto-industrie konden kopiëren. De kostprijs voor woningen zou flink omlaag kunnen als we ze net zo konden produceren als auto’s. Steeds dezelfde modellen. Slechts één keer een typegoedkeuring (=omgevingsvergunning) aanvragen. Daarna mag je die woning in elke straat in Nederland bouwen in elke gewenste kleur.
Als welstandsregels en beeldkwaliteitsplannen ook voor de auto-industrie zouden gelden, zou je iets krijgen als: ”In deze straat willen we alleen Duitse auto’s in een blauwe kleur. Dat mag eventueel iets naar groen neigen. De dakhoogte mag maximaal 1,65 meter zijn en de motorkap begint op minimaal 75 centimeter. En oh ja, een trekhaak is niet toegestaan. Bovendien willen we op de hoek van de straat wel een verbijzondering zien, dus minimaal een S-klasse of gelijkwaardig.”
Ik bedoel maar: soms zijn auto’s en woningen net zo vergelijkbaar als appels en peren. Ooit in een showroom gevraagd of de koffer van die auto die je zo mooi vindt 20 centimeter langer kan? De Audi-dealer verteld dat je die A6 wel zou willen, maar dat je er liever Volvo-stoelen in hebt? Of gevraagd of het stuur wat naar rechts geplaatst kan worden, omdat je dan prettiger zit?
Vergelijk dat eens met de vraag naar een uitbouw aan de kamer, het zelf kiezen van je keuken en/of badkamer, het verplaatsen van wanden etc.
Kortom: de bouw doet het zo gek nog niet. De auto-industrie kan zelfs nog veel leren van de bouw.
Bouwers, blijf leren en verbeteren!
Zoals gezegd, ik besef ook: alle vergelijkingen gaan mank. Maar laten we als bouwers en ontwikkelaars trots zijn op wat er inmiddels is bereikt en ons inspannen om nog verder te verbeteren. Houd ogen en oren open om te leren van de snel veranderende wereld om ons heen. Pas nieuwe technieken toe om de klanten nog beter van dienst te zijn. En wat marketing en productietechnieken betreft: leer van elke tak van sport waar het (nog) beter gaat dan in de bouw!